tussen beide wereld oorlogen

Na het einde van de Eerste Wereld oorlog werd de markt overspoeld met oude militaire voertuigen. De verkoop van nieuwe voertuigen zakte in, Scania-Vabis kwam in financiële problemen en ging falliet. Onder Gunnar Lindmark maakte het bedrijf een doorstart en trad enig herstel op, maar de financiële draagkracht was beperkt en noodzaakte tot rationalisatie en specialisatie. In 1925 werd de productie van personenwagens beëindigd en in 1927 werd de fabriek in Malmö gesloten.Het accent werd ook verlegd van vrachtwagens naar autobussen. In de jaren dertig werden meer bussen dan vrachtwagens verkocht. In 1936 werden, in samenwerking met het Duitse bedrijf Magirus, de eerste eigen dieselmotoren uitgebracht. In de tweede helft van de jaren dertig was de familie Wallenberg de belangrijkste aandeelhouder van het bedrijf geworden. Carl-Bertel Nathhorst werd benoemd tot directeur en hij legde een ambitieus plan op tafel met focus op zware vrachtwagens, autobussen, standaardisering en export. Zijn plannen werden direct aanvaard maar door het uitbreken van de tweede wereld oorlog werd de uitvoering sterk vertraagd. De fabriek kreeg defensie opdrachten omdat Zweden neutraal was en geen wapens in het buitenland kon kopen. In juni 1941 kreeg Scania-Vabis opdracht voor de productie van 116 stuks Stridsvagn m/41. Deze tanks waren in licentie gebouwd en werden tussen december 1942 en juni 1943 geleverd